Dit is mijn tweede lange verhaal. Na de geweldige ervaring van het schrijven van Parijs, Nice, wraak kon ik niet wachten om met mijn volgende idee te beginnen. Het schrijftempo lag een behoorlijk stuk lager dan tijdens het eerste verhaal, wat de schrijfkwaliteit hopelijk ten goede komt. Op dit moment ben ik bezig met het afronden van het schrijfwerk zodat ik kan beginnen met het lezen en herschrijven. Zodra ik een exemplaar heb waar ik tevreden over ben, zal ik beginnen met het stalken van wat uitgevers.
Het verhaal gaat over Jack Middleton die samen met zijn vrouw en twee kinderen een bestaan probeert op te bouwen nadat hij vrij gekomen is. Zijn verleden laat hem echter niet los en voordat hij het goed en wel door heeft zit hij weer tot zijn nek in de criminele activiteiten. Als hij aangeeft te willen stoppen, tekent hij zijn doodvonnis, maar met een slimme list komt hij met zijn familie en een miljoen aan gestolen geld weg. Een nieuw bestaan opbouwen in een afgelegen gebied in Camada lijkt een goed idee, tot hij daar een duister geheim blootlegt. Ondertussen weten zijn oude collega's, maar ook de politie waar hij uithangt. Heeft Jack een toekomst?
Terwijl het gekwetter van de vogels in de tuinen van Bedford Street de volgende dag alweer aankondigde, begon de zon nog maar net aan haar nieuwe ronde. Jack probeerde tevergeefs de stralen van zijn gezicht te vegen en draaide zich uiteindelijk de andere kant op om van de ochtendzon verlost te zijn. Zijn hand ging naar de rechterkant van het bed waar hij langzaam zocht naar het warme lichaam van Susan. Bij het omdraaien schoot een pijnscheut door zijn ribbenkast en de herinnering van de vorige nacht kwam hard terug. De diamanten. De Zakenman. De bedreiging. Een diepe zucht verliet zijn lichaam en de stem van Susan klonk vanaf de andere kant van de kamer. ‘Dat is een flinke zucht voor een zaterdagmorgen, Jacky.’ Hij draaide zich net op tijd om haar binnen te zien lopen in zijn shirt en met een mok koffie in haar handen. God, wat was ze mooi. Hij had het oude shirt bijna weggegooid een week geleden, nu was hij blij dat hij dat niet gedaan had. Ze ging naast hem op het bed zitten en reikte de koffie aan. Met zijn pijnlijke linkerhand pakte hij de dampende mok aan en zette hem op het nachtkastje. Susan keek hem even verbaasd aan maar werd toen met een grote beweging op het bed getrokken. Ze spartelde eerst nog tegen, maar bij de eerste kus op haar lippen gaf ze haar verzet op. ‘Wil je nu echt de versierder uit gaan hangen met een blauw oog, een arm die er beroerd uitziet en,’ ze drukte met een vinger op zijn ribbenkast, ‘een gebroken of gekneusde rib?’ De pijnscheut was zo fel dat hij haar een ogenblik losliet. Dat was genoeg voor haar om de positie om te draaien. Ze duwde hem hard opzij met haar knie en ging gelijk schrijlings op hem zitten. Toen bewoog ze haar gezicht vlak voor het zijne. ‘Begin niet iets wat je niet af kunt maken, Jacky.’ Ze pakte de grote mok van het nachtkastje en gaf hem aan Jack. Die ging voorzichtig overeind zitten en nam een slok. Susan wees naar de blauwe plekken en de schaafwonden. ‘Wie heeft dat op zijn geweten?’ ‘Niets om je zorgen over te maken schat.’ Hij nam nog een grote slok van de koffie en draaide zijn benen toen uit het bed. ‘Genoeg te doen, vandaag.’ Susan stapte ook uit bed en liep naar de grote stoel waar Jack kleren op lagen. Ze trok zijn shirt uit en liep naar de badkamer. Haar borsten dansten op de maat van haar tred en Jack liet zich met een zucht achterover vallen op het bed. ‘Ik eerst,’ klonk haar stem uit de badkamer.
Een half uur later draaide Jack het vuur omhoog en zette de koekenpan op het gasstel. Hij tikte twee eieren kapot en liet de inhoud in de pan lopen. Op de tafel stond al wat brood en de pot met koffie. In zijn jaszak zoemde iets. De burner. Hij greep het toestel uit zijn zak en keek op het scherm. Het nummer dat oplichtte herkende hij uit duizenden. Ze zouden hem nooit met rust laten. Ja, als het fout ging en hij een keer bloedend op de tegels van één of andere Joodse diamanthandelaar zou liggen. Het beeld van Blackman en Crazy John stonden nog op zijn netvlies gebrand. Niet dat hij in tranen was om het verlies van zijn maten voor een klus, daarvoor was hij te professioneel. Hij was wel realistisch genoeg om te weten dat het net zo goed zijn einde had kunnen zijn. Hij stopte snel de burner terug in zijn jaszak toen hij Susan binnen hoorde komen. Die reageerde geagiteerd. ‘Je hoeft niets te verbergen, ik weet wat je doet en wist dat al vanaf het begin. We hadden afgesproken niet tegen elkaar te liegen, weet je nog?’ Ze pakte de pan en draaide de eieren op het vuur. ‘Ik weet het schatje, het was een reflex. Waarschijnlijk weer een klus, maar je weet dat ik er niets over kan zeggen.’ Susan gooide de pan weer op het vuur en draaide zich om. ‘Weer je laatste klus? Zoals de vorige en die daarvoor? Vandaag of morgen loopt het fout af en wat moet ik dan? Denk je daar wel een over na? Twee kinderen en geen vader? Verdomme Jack, je bent net vrij.’ Hij draaide ongemakkelijk op zijn kruk en keek haar aan. Wat ze in hem zag, had nooit begrepen. Zelf vond hij zijn uiterlijk maar middelmatig en het feit dat hij sinds zijn gevangenisstraf een beroepscrimineel geworden was hielp ook al niet mee aan zijn zelfbeeld. Susan had echter nooit aan hem getwijfeld. Soms moet je door de rottigheid heen, als je aan je toekomst werkt. Niemand gaat met schone handen het graf in, had ze gezegd, maar genoeg is genoeg. Dat moment was nu aangebroken. De burner ging weer en Jack stond op om zijn omelet van het vuur te redden. Hij zou nog een laatste keer voor de Zakenman aan de slag gaan, niet voor geld maar voor zijn vrijheid. Kon het niet goedschiks dan moest het maar kwaadschiks. De omelet gleed op een verse bruine boterham en kreeg een topping van peper en zout.
Even later zat hij in de oude Pick-up truck op weg naar de nieuwe werklocatie. Ze hadden zijn expertise nodig bij het opknappen van een monumentaal pand in het centrum. Vloerbalken, dakspanten, alles van eiken, alles bewerkt tot in de perfectie. Een goede vriend van Susan had hem bij deze klus gehaald, die wist dat Jack Middleton alles met hout kon. De bedoeling was dat alles weer in de originele staat teruggebracht zou worden. Er zat zeker voor twee maanden werk in het pand en de vastigheid was iets dat zijn begeleidend ambtenaar geruststelde. Hij parkeerde zijn auto op de oprit van het pand en liep langzaam in de richting van de statige voordeur. Daar stonden een paar mannen druk te discussiëren terwijl ze naar de dakrand wezen. Hij liep zonder iets te zeggen langs hen heen naar de openstaande voordeur. Achter de prachtige eikenhouten deur begon een statige hal waar zelfs het karton op de vloer geen afbreuk aan kon doen. Er klonk driftig geklop en gehamer van boven wat de indruk wekte dat er flink wat mensen aan het werk waren. Jack zette zijn lunchbox neer en liep naar boven. De houten treden van de statige trap kraakten onder zijn werkschoenen en zijn handen voelden elke oneffenheid in de leuningen. Hier was nog genoeg te doen. Helemaal boven keek hij zijn ogen uit. Het dak was nog veel hoger dan hij had ingeschat. Timmerlieden waren aan de hoge dakspanten aan het werk en het getimmer was oorverdovend. Enorme houten balken met houtsnijwerk dat dateerde uit de laat achttiende eeuw trok gelijk zijn aandacht. Ooit had het gebouw dienst gedaan als een noodkerk, later had er nog een senator in gewoond. ‘Hé Jack, hoe gaat ie?’ De stem van Robert Doyle klonk vanaf een steiger. ‘Wat sta je nou te kijken, man? Je ziet toch hoe wij aan het knoeien zijn? Trek je overal aan en kom ons helpen.’ ‘Ja, ja,’ antwoordde Jack en begon de steiger op te klimmen. Hij had niet veel meegekregen vanuit huis, maar het gevoel voor werken met hout was iets dat zijn vader hem nagelaten had. Het kwam goed uit dat hij een vak kende toen hij net vrij was. Een baan betekende meer vrijheid en een inkomen. Natuurlijk moest hij zich nog steeds regelmatig melden op het politiebureau aan West Street, maar met een baan en een baas die vol lof over je sprak was dat een stuk makkelijker. De hele dag haalden ze stukken slecht hout weg uit de bewerkte balken en probeerden zo veel mogelijk authentiek snijwerk te behouden. Tussen de middag zaten de mannen op het dak en aten hun lunch met een beker hete soep. Er werd niet veel gepraat, hooguit vroeg iemand om wat soep omdat de kan naast Jack stond. Dat beviel hem best, hij had nergens zo’n hekel aan als aan vragen waar hij geen antwoord op wilde geven. Alleen Robert gaf hem af en toe wat aandacht, meestal met betrekking tot het werk. ‘Wat vind je van de klus, Jacky? Wist je dat hier onze achtste president ooit gewoond heeft? Een Nederlander. Misschien dat daarom bespaard is op het houtwerk?’ De mannen lachten hardop. Jack kon van dit soort momenten genieten. Misschien moest je eerst een tijdje in de bak gezeten hebben om een normale baan als vrijheid te kunnen zien.
Hij had als vijfentwintigjarige eenmalig als chauffeur bij een overval op een betaalkantoor meegedaan. Niet voor het geld maar om een schuld in te lossen bij een vriend. Alleen maar even wachten in de straat. Er zouden geen doden vallen, geen schoten gelost worden. Het had precies twintig seconden geduurd tot er schoten uit het gebouw klonken. Vrij snel kwamen de twee overvallers de voordeur uit rennen. ‘Wegwezen! Go, go, go,’ had zijn maat McCarthy gegild, nadat hij op de achterbank gesprongen was. ‘Fucker, was die gast nu dood of niet?’ De derde man genaamd Conwick antwoordde niet. Blauwe zwaailichten verschenen op de muren voor en achter hen. De achtervolging was sneller afgelopen dan dat hij begonnen was. Er was inderdaad iemand geraakt in het kantoor maar godzijdank leefde de man nog. Was hij gestorven dan had het er heel anders uitgezien. Nu waren het alleen zeven jaren, als prijs voor een overval met een vuurwapen. Zeven verdomde, weggooide jaren. Hij had het zwaar gehad, zeker in het begin. Met zijn blonde krullen en symmetrisch gelaat had hij al snel de aandacht van enkele twijfelachtige figuren. Toen hij bij een vechtpartij betrokken raakte, nam iemand het voor hem op. Dat was het begin van zijn schuld aan de Zakenman. De dagen achter de tralies werden een stuk draaglijker, maar hij wist ook donders goed dat de dag van de afrekening naderbij kwam. Alles had zijn prijs en dat gold zeker achter de tralies. Nu was hij weer vrij en het afbetalen zou pas stoppen als hij het stopte. Er was geen dag dat hij daar niet aan dacht.
Die middag werd er gesproken over de volgorde van de werkzaamheden en over het beheer van het gereedschap. Normaal bracht iedere werker zijn eigen spullen mee, maar hier was gereedschap voorradig, meestal specialistisch spul. Jack kreeg de sleutel van het hok omdat van hem verwacht werd dat hij er als eerste zou zijn. Ze zouden beginnen met de dakspanten en dan langzaam naar beneden weken. De mannen gaven elkaar een hand en spraken met voorman Robert Doyle af dat ze de volgende ochtend om acht uur aanwezig zouden zijn. Daarna liepen ze naar de parkeerplaats. Een vroegertje vandaag, maar waarschijnlijk de laatste voor de komende tijd. Jack liep naar zijn truck toen hij een bekend gezicht zag. ‘Jack Middleton! Wat doet het me een onverdeeld plezier te zien dat je zo goed aan het behoud van onze geschiedenis meewerkt.’Het was de Zakenman en zijn aanblik gaf Jack de kriebels. Niet dat de man er dreigend uitzag, in tegendeel. Hij droeg een grijs pak dat waarschijnlijk meerdere maandsalarissen had gekost en er zat geen haartje op zijn hoofd dat de verkeerde kant op wees. Jack kon zich voorstellen dat vrouwen van een bepaalde leeftijd de man aantrekkelijk zouden vinden. Helaas voor hen gaf de Zakenman alleen maar om vrouwen van een ‘andere’ bepaalde leeftijd. Jack had nog nooit een vrouw van boven de dertig in zijn omgeving gezien, ondanks dat hij al naar de zestig ging. De man gaf hem een ferme schouderklop die de pijn in zijn ribben weer deed oplaaien. ‘Luister Jack, even goede vrienden hè, na dat dingetje van gisteren? Er waren mannen bij en ik moest een voorbeeld stellen. Als iedereen zomaar zou bepalen wanneer ze wel en niet meer voor me zouden werken, haha. Dat zou een mooie bende worden.’ Jack knikte langzaam. ‘Kom op, Jacky. Binnenkort heb ik je weer nodig. Neem je telefoon op is alles wat ik wil zeggen. Laat dingen niet escaleren, dan hoef ik dat ook niet te doen. Doe de groeten aan je vrouw en kinderen.’ Hij gaf Jack nogmaals een schouderklop maar deze was deze keer voorbereid en wist de pijnlijke klap enigszins op te vangen. ‘Goed, meneer. Ik hoor het wel.’ Jack wist dat het nu niet het moment was om te beginnen over zijn afgeloste schuld. Hij zou niets doen om zijn vrouw en kinderen in gevaar te brengen. Maar hij kon ook niet door blijven gaan met overvallen tot de dag kwam dat hij net als Crazy John in een plas van zijn eigen bloed op de grond lag. De Zakenman stapte in een Mercedes en reed met piepende banden weg. Het goede gevoel dat Jack aan deze werkdag had overgehouden was verdwenen als sneeuw voor de zon.
~